Naar wie luistert de politiek?

 

Nederland is een democratie. In principe is iedereen gelijk, of je nu rijk of arm bent, man of vrouw, en ongeacht welke diploma’s je hebt. Maar wordt er door de politiek naar iedereen even goed geluisterd? Of wordt er vooral geluisterd naar de rijkste tien procent en de lobby van multinationals? Om daar achter te komen hebben we een analyse gemaakt van wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop besluiten tot stand komen.

 

Deze analyses laten zien dat de politiek vooral luistert naar multinationals en de rijkste tien procent. Zoals onderzoekers het formuleren in het boek Denkend aan 14 euro: als het om politieke gelijkheid gaat, schiet onze democratie schromelijk tekort. *

 

De vier belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek lees je hieronder. 

 

* Wouter Schakel, Brian Burgoon en Armen Hakhverdian, Democratie of plutocratie? Rijken krijgen eerder hun zin in de politiek. In: Saskia Boumans (red.), Denkend aan 14 euro: Over het minimumloon en de lagelonenindustrie. Uitgeverij van Gennep, 2020.

 

Kamerleden vertegenwoordigen vooral de mening van rijke kiezers

De leden van de Tweede Kamer zijn volksvertegenwoordigers. Toch vormen ze geen afspiegeling van de kiezers die ze vertegenwoordigen. Het zijn vaak wat oudere witte mannen die naar het HBO of de universiteit zijn geweest.* Soms wordt gezegd: dat geeft niet, zo lang Kamerleden maar een afspiegeling vormen van de opvattingen van de kiezers. Maar ook dat is niet het geval. Wouter Schakel en Armen Hakhverdian hebben de opvattingen van Kamerleden vergeleken met de opvattingen van kiezers. Als het om sociaal-economische onderwerpen gaat, zijn Kamerleden gemiddeld rechtser dan de kiezers. Zo zijn ze minder grote voorstanders van het verkleinen van de inkomensverschillen.

* Zie bijvoorbeeld Mark Bovens en Anchrit Wille, Diplomademocratie: Over de spanning tussen meritocratie en democratie. Uitgeverij Bert Bakker, 2011.

Kamerleden zijn het veel vaker eens met rijke kiezers dan met de rest van de bevolking. De grafiek laat zien wat er met de inkomensverschillen moet gebeuren volgens kiezers en volgens Kamerleden. Onder alle groepen is er steun voor kleinere inkomensverschillen, maar de steun is relatief klein onder kiezers die veel verdienen en zelfs nog kleiner onder Kamerleden. Bron: Schakel en Hakhverdian (2018).

  • Methode: Op basis van bestaande enquêtes zijn opvattingen van Tweede Kamerleden vergeleken met voorkeuren van kiezers.
  • Uitkomsten: De opvattingen van Kamerleden staan veel dichter bij die van kiezers met een hoog inkomen en kiezers met een hoge opleiding, dan bij de rest van het electoraat.
  • Bron: Wouter Schakel and Armen Hakhverdian, Ideological congruence and socio-economic inequality. European Political Science Review, (2018), 10:3, 441–465

Keuzes in regeerakkoord gunstig voor bedrijven

Soms krijgen regeringspartijen de kritiek dat ze de beloftes uit hun verkiezingsprogramma’s niet nakomen. Wimar Bolhuis heeft daar onderzoek naar gedaan. Hij analyseerde hoe regeerakkoorden afwijken van de verkiezingsprogramma’s van de regeringspartijen. Daaruit blijkt dat regeringspartijen inderdaad vaak wat anders doen dan wat ze beloofd hebben. Daarvan profiteert het bedrijfsleven: hun lasten worden verlaagd. Huishoudens worden juist geconfronteerd met hogere lasten dan wat er in de verkiezingsprogramma’s was beloofd.

Keuzes in regeerakkoorden wijken systematisch af van de beloftes die coalitiepartijen doen in hun verkiezingsprogramma. Voor bedrijven valt dit gunstig uit: hun lastendruk gaat omlaag. Voor huishoudens gaat de lastendruk juist omhoog. Op de x-as: verandering in lastendruk ten opzichte van het gewogen gemiddelde van de verkiezingsprogramma’s vancoalitiepartijen, uitgedrukt in percentage van het bbp, over de periode 2002-2017. Bron: Bolhuis (2018).

Methode: Er is een vergelijking gemaakt tussen de keuzes die regeringspartijen hebben gemaakt in hun verkiezingsprogramma’s (gewogen gemiddelde) en de keuzes die ze vervolgens hebben gemaakt in het regeerakkoord.


Uitkomsten: Partijen maken in het regeerakkoord andere keuzes dan ze in hun verkiezingsprogramma hebben gedaan. Opvallend is dat de lastendruk op arbeid en inkomen gemiddeld 0,42 procentpunt van het bbp hoger uitvalt, en de totale lastendruk voor huishoudens (sinds 2002) 0,52 punt hoger, terwijl de lastendruk voor bedrijven (sinds 2002) juist 0,22 punt lager uitvalt. Met andere woorden, het regeringsbeleid wijkt af van verkiezingsbeloften die de regeringspartijen hebben gedaan, en die afwijking valt systematisch in het voordeel van bedrijven uit en in het nadeel van werknemers en huishoudens. Uit het onderzoek “blijkt dat de politieke prioriteit in regeerakkoorden verschuift van huishoudens naar bedrijven, zonder dat dit leidt tot een hogere economische groei of een lagere werkloosheid [..]”.


Bron: Bolhuis, Wimar. Van woord tot akkoord. Een analyse van de partijkeuzes in CPB-doorrekeningen van verkiezingsprogramma's en regeerakkoorden, 1986-2017. Proefschrift Universiteit Leiden, 2018.

Grote bedrijven krijgen vaker toegang tot Parlement en regering

Allerlei groepen lobbyen om invloed uit te oefenen op de overheid. Maar wie krijgt er het makkelijkste toegang tot de politiek? Ellis Aizenberg en Marcel Hanegraaff hebben onderzocht wie toegang krijgen tot het Parlement: ze analyseerden wie aan het woord komt in parlementaire hoorzittingen. De resultaten zijn opvallend. Vanaf ongeveer 2000 zie je een sterke groei van het aantal grote bedrijven dat deelneemt aan hoorzittingen. Hun kant van het verhaal wordt veel vaker gehoord dan bijvoorbeeld de kant van werknemers. Nu zou je kunnen zeggen: die bedrijven zitten daar niet altijd voor hun plezier, soms worden ze gewoon op het matje geroepen. Om een completer beeld te krijgen, hebben we ook gekeken hoe vaak grote bedrijven en andere organisaties een gesprek achter gesloten deuren hebben met een minister of staatssecretaris. Ook hier zie je dat grote bedrijven vaker toegang krijgen tot de politiek.

Bedrijven krijgen veel vaker toegang tot het Parlement dan vertegenwoordigers van werknemers. Vooral grote bedrijven worden steeds vaker uitgenodigd voor hoorzittingen. Op de x-as: aantal keer verschenen in parlementaire hoorzittingen over de periode 1970-2017. Bron: Aizenberg en Hanegraaff (2020).

Methode: Automatische en handmatige analyse van organisaties en grote bedrijven die hebben deelgenomen aan parlementaire hoorzittingen over de periode 1970-2017. Namen van grote bedrijven (minstens 250 werknemers) zijn ontleend aan het Handelsregister.


Uitkomsten: Grote bedrijven werden 664 keer gehoord, beroeps-en ledenorganisaties 264 keer, vakbonden 230 keer en werkgeversorganisaties 213 keer. Opvallend is dat de verschillen tot 2000 beperkt waren; daarna is er een sterke toename van het aantal grote bedrijven dat verschijnt in hoorzittingen. Als je kijkt hoe bedrijven hun belangen behartigen in Den Haag, dan laat het onderzoek een verschuiving zien van werkgeversorganisaties naar grote bedrijven. Werkgeversorganisaties moeten de gezamenlijke belangen van hun hele achterban proberen te vertegenwoordigen, maar grote bedrijven lijken er dus vaker voor te kiezen om buiten de werkgeversorganisaties om hun eigen belangen te behartigen. Op basis van ander onderzoek verwachten de auteurs dat de ongelijke vertegenwoordiging op ambtelijk niveau nog groter is dan op politiek niveau.


Bron: Ellis Aizenberg & Marcel Hanegraaff (2020) Is politics under increasing corporate sway? A longitudinal study on the drivers of corporate access, West European Politics, 43:1, 181-202.

 

We zagen dat grote bedrijven vaker worden uitgenodigd voor Parlementaire hoorzittingen. Nu zou je kunnen zeggen: die bedrijven zitten daar niet altijd voor hun plezier, soms worden ze gewoon op het matje geroepen. Om een completer beeld te krijgen, hebben we ook gekeken hoe vaak grote bedrijven en andere organisaties een gesprek achter gesloten deuren hebben met een minister of staatssecretaris. Ook hier zie je dat grote bedrijven vaker toegang krijgen tot de politiek.

Grote bedrijven en werkgeversorganisaties hebben veel vaker een gesprek achter gesloten deuren met een minister of staatssecretaris dan vertegenwoordigers van werknemers. Op de x-as: aantal gesprekken met bewindspersonen. Bron: Rijksoverheid.

Methode: Er is een analyse gemaakt hoe vaak organisaties een gesprek achter gesloten deuren hebben gehad met een minister of staatssecretaris. Voor het selecteren van organisaties is aangesloten bij de organisaties die vertegenwoordigd zijn in de STAR (vakbonden en werkgeversorganisaties) en bedrijven met een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van VNO-NCW. Als meerdere organisaties uit een categorie aan een gesprek hebben meegedaan, dan is dit gesprek één keer meegeteld. Aanvullend zijn de cv’s van bewindspersonen geanalyseerd. Zowel de agenda’s als de cv’s zijn ontleend aan Rijksoverheid.nl (stand van zaken half september 2020). De analyse beperkt zich tot gegevens beschikbaar op de resultatenpagina.


Uitkomsten: Grote bedrijven (zoals de banken, KLM, Ahold Delhaize en Shell) en werkgeversorganisaties hebben veel vaker een gesprek achter gesloten deuren met een minister of staatssecretaris dan vakbonden. Dit weerspiegelt de achtergrond van de huidige bewindspersonen: drie hebben een functie bij Shell gehad; een bij Unilever, een bij ABN Amro en een bij werkgeversorganisatie VNO-NCW.


Bron: Rijksoverheid, analyse FNV.

Naar de rijkste mensen wordt vaker geluisterd

Tenslotte, hoe zit het met de besluiten die de overheid neemt? Doet de overheid datgene wat de kiezers willen? Wouter Schakel heeft daar een analyse van gemaakt. Daaruit blijkt dat de politiek vooral rekening houdt met de opvattingen van de mensen met de hoogste inkomens. Als zij iets willen, dan is de kans groot dat het ook gebeurt. Dit geldt niet of nauwelijks voor mensen met lage inkomens. Wanneer lagere inkomensgroepen iets willen, verandert er eigenlijk niets, behalve wanneer zij het toevallig eens zijn met hogere inkomensgroepen.

Als hoge en lage inkomens over een onderwerp van mening verschillen, luistert de regering vrijwel alleen naar de voorkeuren van hoge inkomens. Hoe meer steun er is onder hoge inkomens, hoe groter de kans dat een beleidsverandering wordt doorgevoerd. De opvatting van lage inkomens heeft geen aantoonbaar effect op het beleid. Bron: Schakel (2019).

Methode: Op basis van bestaande enquêtes zijn de kiezersvoorkeuren over een groot aantal onderwerpen achterhaald. Per onderwerp is nagegaan of er kort na de betreffende enquête een verandering heeft opgetreden in het overheidsbeleid ten aanzien van dat onderwerp. Vervolgens is geanalyseerd in hoeverre deze beleidsverandering overeenkomt met de voorkeuren van kiezers met hoge en lagere inkomens.


Uitkomsten: Beleidsveranderingen weerspiegelen vaker de voorkeuren van kiezers met hoge inkomens dan die van kiezers met lagere inkomens. Bij onderwerpen waarover hoge en lage inkomens van mening verschillen (minstens 10 procentpunt verschil in de mate van steun), hangen beleidsveranderingen sterk samen met de voorkeuren van hoge inkomens maar niet of nauwelijks met die van lage inkomens.


Bron: Wouter Schakel (2019), Unequal policy responsiveness in the Netherlands. Socio-Economic Review. 0:1–21.